Focus op de Internationale Socialistische Anti-Oorlogsliga
In de periode tussen de beide wereldoorlogen stak het anti militarisme de kop op. Het leidde tot de Internationale Socialistische Anti-Oorlogsliga, waarbij het internationale aspect geen rol van betekenis speelde. De aanhang bleef beperkt tot België en Nederland. De Liga werd opgericht in 1931, kende een ongekende bloeiperiode in de twee jaren erna en leidde vanaf 1934 een zieltogend bestaan doordat eerst de SDAP in Nederland en vervolgens de Belgische Werkliedenpartij zich van haar losmaakten. Weinig is er over geschreven, een weinig bestudeerde beweging. Ruud Bruijns (1977) voorziet in die leemte met zijn boek Liever revolutie dan oorlog.
De Liga moest het naast oud-strijders vooral hebben van militante jongeren. Ze viste in dezelfde vijver met een groot aantal socialistische jeugdbewegingen. Het waren niet de minsten die zich tot het gedachtegoed aangesproken voelden. Aan Belgische zijde Paul-Henri Spaak, de latere president en secretaris-generaal van de NAVO (!) en in Nederland Koos Vorrink, voorzitter van de SDAP. Fel tegen de oorlog, maar tot 1937 niet afkerig van gewelddadige revolutie.
Liefhebbers van uniform en vaandel, hetgeen een van de oorzaken was waarmee de socialistische partijen en vakbeweging zich van de Liga afkeerden. Het verbod op het dragen ervan leidde in de latere jaren dertig tot een ware heksenjacht. De lokroep van het gebroken geweer werd ingegeven door Einstein, die voor hield dat dienstweigering door een klein percentage oorlogen zou verlammen. Na enige tijd werd de schijnwerper op het antifascisme gericht. De benoeming van Adolf Hitler tot kanselier werd gevolg door een steunbetuiging aan Rusland, waar men haastig op terug kwam nadat de Russen een militair verbond met Frankrijk sloten. Om nu te beweren dat de Liga iets van een achtbaan had is wellicht wat overdreven. Toch moet gezegd dat kopstukken zowel in de extreemrechtse hoek als in het verzet terecht kwamen, maar dat het uitzonderingen zijn en er geen sprake is van extreem kleur verschieten.
De auteur verdient lof voor zijn uitgebreide studie waarvan een pakket aan noten getuigt. Hij bezorgt je als lezer de conclusie dat het verdiepen in deze voetnoot van de geschiedenis alleszins de moeite waard is. Je krijgt een goed idee wat er in het interbellum aan antimilitarisme loskwam, waarom mensen van naam zich aangesproken voelden, maar zich ook weer snel losmaakten door het al te starre richten op dienstweigering met het aanzwellende gerommel bij de oosterburen op de achtergrond. Vaandels en opgeheven vuisten verdwenen als bij toverslag. Niet verwonderlijk dus dat de beweging in 1939 sneefde.
De begrippenparen pacifisme, antimilitarisme, dienstweigering en antifascisme krijgen volle uitleg. Prijzenswaardig is de verklarende lijst van afkortingen, vaak een plaag voor de lezer, die door experts vaak niet wordt onderkend.
Reageer op deze recensie